Haagse Babbel: Eppo Bruins


Zingeving in praktisch handelen

Eppo Bruins, een technoloog in de Tweede Kamer, werkt dat?

Op bezoek bij Eppo Bruins in zijn Christen Unie-werkkamer in het prachtige oude gedeelte van het gebouw van de Tweede Kamer. De band met FHI is hecht. We kennen elkaar al jaren van de relatie tussen FHI en STW, waar Eppo zeven jaar lang directeur was. Al weer meer dan een jaar maakt deze gepromoveerde natuurkundige deel uit van het parlement. Mooi moment om een kleine balans op te maken, zeker in verkiezingstijd.

Zijn Bruins’ verwachtingen die hij had van het volksvertegenwoordiger uitgekomen?

“Het ‘leren van het vak’ is mij meegevallen. Toen ik geroepen werd om de zetel in te nemen die Arie Slob achterliet bij zijn vertrek, vroeg ik mij wel af ‘oei, zou ik het wel kunnen’. Maar dat valt mee. Ik krijg binnen de fractie ook de ruimte om te vinden wat ik vind. Wat wel tegenvalt is de bizarre hoeveelheid werk, de enorme overload aan onderwerpen en informatie.” Eppo grijpt er bij naar zijn hoofd in een soort wanhoopsgebaar. “Je moet voortdurend kiezen, je richten op een beperkt aantal dingen. Je zou zoveel meer willen doen. Mensen die hier komen als carrièrestap, die zijn heel snel weer weg. Het beeld bij het grote publiek is anders. Mensen vragen zich af, ‘wat doen die lui daar eigenlijk?’ Wat niet wordt gezien is dat het echte werk buiten de camera’s en de microfoons gebeurt.”
Als hij dit zegt hebben we al enkele verzuchtingen in het gesprek achter de rug.

“Is wat ik hier doe wel zinvol, vraag ik me wel eens af. Ik ben opgegroeid in het productiebedrijf van mijn vader en ik zie technisch vakmanschap, iets máken, ten diepste als een christelijke notie. Zingeving in praktisch handelen, waar vind je dat hier in Den Haag. Leven we hier niet in een soort parallelle werkelijkheid? In mijn eerste Kamerdebat ging het over versterking van bestuurskracht. Dat ervaar ik dan als heel zinvol. Ik heb het nodig om dat te ervaren, want ik denk wel eens, ik verdien hier geen geld voor dit land. Voor techneuten is dit metier niet makkelijk, die haken ook regelmatig af. Ik beleef mijn vreugde juist bij werkbezoeken, zoals een aantal maanden geleden met FHI in Zuid-Oost Drenthe, bij Proxcys en bij Klay Instruments. Recent ook bij de visserij. Dan kan ik mensen ook bemoedigen door duidelijk te maken dat er wel degelijk iets valt te veranderen.”

Hoe het is om deel uit te maken van een kleine fractie?

“Het in de spiegel kijken van de werkelijkheid is makkelijker in een kleine partij. Ik heb natuurlijk een heel brede portefeuille, maar in een klein team is het makkelijker om zaken snel kort te sluiten. We hebben een fijn team, geen van ons gaat voor zijn baantje. We zien het Kamerlidmaatschap in zekere mate als een persoonlijk offer. Het legt zo veel beslag op je dat je persoonlijke leven, je relaties er onder lijden.”

Welke successen heeft Bruins geboekt op het terrein van technologiebeleid?

“Het VSL dossier”, belangrijk FHI-issue, noemt hij als eerste. “Dit is een mooi voorbeeld van werken vanuit de inhoudelijkheid in plaats van voor politiek gewin. Ik heb het belang van metrologie verschillende keren onder de aandacht kunnen brengen van de Kamer en het kabinet. Het belang van metrologie voor de Nederlandse samenleving valt niet te onderschatten. Ik ben blij dat ik daar samen met FHI en andere organisaties een en ander op de kaart heb kunnen zetten, want vrijwel niemand in politiek Den Haag zag dat aanvankelijk. Nu zijn er toch behoorlijk harde toezeggingen gedaan door de minister. Probleem is natuurlijk wel dat het Ministerie van Economische Zaken bijna geen budget meer heeft. Dan merk je waardering bij het Ministerie als je bereid bent mee te denken. Ik vind overigens dat VSL als standaardenlab onderdeel moet zijn van de publieke infrastructuur waar de overheid verantwoordelijk voor is.”

Als ander wapenfeit noemt Eppo het ‘Actieplan Technisch Vakmanschap’. “Ik heb dat gelanceerd, gericht op VMBO en MBO omdat ik vind dat er een te zware nadruk ligt op hoogopgeleiden. Het gaat niet om laag of hoog, maar om de koppeling van praktisch en theoretisch. Er moet een levenslang leerrecht komen dat via bijscholing wordt ingevuld. Als iemand nu de branche waar hij of zij in werkt al dan niet gedwongen uit gaat, dan gaat de werkgever natuurlijk niet betalen voor omscholing.”

“Dat leerrecht moet dus ‘meereizen’. Dit initiatief ligt nu bij VNO/MKB nl en kan dan naar de SER, als levenlang ontwikkelen in plaats van levenlang leren. Een systeem van certificaten voor competenties hoort daar bij. Je moet mensen voortdurend de kans geven bij te blijven ontwikkelen. Dat kan heel goed via een meesters/gezellen aanpak.” Nog een initiatief van Bruins: de Kamernota ‘Kerels voor de Klas’. “Dat gaat over lesmethodes gericht op praktische vaardigheden. Mijn motie daarover is door de Kamer aangenomen tijdens een debat over Onderwijs2032. Docenten moeten veel meer uit de praktijk komen, als zij-instromers voor de klas in een meester/gezel relatie.”

Hoe staat het met de modernisering van leergereedschappen, een speerpunt uit het FHI-technologiemanifest?

“We knokken om de motie Slob uitgevoerd te krijgen. Die gaat over aansluiting voor snel internet voor scholen. Ik zie daar overigens ook mooie initiatieven van bedrijven die met scholen samenwerken. Het VMBO in Schoonhoven kreeg een lasrobot van een bedrijf.”

En onderwijs op afstand?

“Ik maak mij speciaal hard voor VMBOtechniek in Drenthe. In heel Drenthe bestaat dat niet meer. Samen met staatssecretaris Sander Dekker heb ik als doel om overal in Nederland op maximaal 20 minuten fietsen een techniekopleiding aan te kunnen bieden. Er moet een stevigere financiering komen voor techniekonderwijs.”

Hoe zit het met de toekomst van wetenschappelijk onderzoek?

“We moeten het goede van het topsectoren zien te behouden: de publiek/private samenwerking die op gang is gekomen. Wat slecht uitwerkt is als men deze lijn gaat zien als vehikel voor het botvieren van ordinaire bezuinigingsdrift. Het proces van de Nationale Wetenschaps Agenda is gestart als een soort tegenbeweging. Gelukkig is de eenzijdige nadruk daarvan wat bijgedraaid. Het gaat nu om mooie maatschappelijke doelen, maar ik ben nog steeds bezorgd dat de NWA te veel zal wegsnoepen richting zorg en welzijn. Je moet de afweging durven te maken van de kosten voor een klein beetje langer leven tegenover andere doelen die de maatschappij dienen.”

De motie Bruins/Duisenberg komt ter sprake. Daarin is gevraagd te monitoren naar welke domeinen het onderzoeksgeld gaat. “Uit de rapportage van het Rathenau Instituut blijkt dat er in Nederland relatief veel geld onderzoeksgeld gaat naar sociale wetenschappen en zorg. Het kabinet verdedigde dit door te vergelijken met het Verenigd Koninkrijk. Maar ik vergelijk ons liever met Duitsland. Daar ligt het heel anders. In aantal mensen dat bij publieke kennisorganisaties werkt is het nog veel sterker. Dat moet echt veranderen.”

Welke boodschap heeft Bruins voor FHI en voor de overheid?

“Pas goed op de topsectoren, laat de samenwerking niet los. Ga samenwerken met de nieuwe club die is ontstaan na de heroriëntatie van NWO en STW, het nieuwe TTW. Blijf het belang van metrologie benadrukken. Je kunt, als overheid en bedrijven samen, wel meer investeren, maar dan moet de overheid wel zorgen voor de onderzoeksinfrastructuur, vooral de basisinfrastructuur.

Besef waar we in Nederland ons geld verdienen, investeer in wetenschap en techniek! Je kunt alleen barmhartig zijn als je weet waar je je geld verdient.”