“De charme van FHI is dat het een offensieve, progressieve club is”

Kees Groeneveld

Afscheidsinterview Kees Groeneveld

Kees Groeneveld zwaait af. De oud FHI-directeur gaat na 27 jaar in dienst bij respectievelijk Het Instrument en FHI met pensioen. In dit afscheidsinterview blikt hij terug op de roerige tijden en de successen van de federatie.

Door: Dimitri Reijerman

Het begon in de jaren vijftig. In 1956 wilde een aantal importeurs en fabrikanten van instrumentatie een vakbeurs organiseren zonder afhankelijk te zijn van derde commerciële partijen. Zo ontstond de coöperatieve vereniging Het Instrument. De beurs Het Instrument nam een enorme vlucht: in de jaren tachtig kwamen tienduizenden bezoekers op de beurs af. Langzamerhand ontstonden vier specialisaties, vertelt Groeneveld: “Binnen de beurs en binnen de vereniging ontwikkelden zich vier sectoren: leveranciers van elektronica meet- en testapparatuur, bedrijven met meet- en regelapparatuur voor de industrie, instrumentatie voor laboratoria en voor medische apparatuur. Die verdeling bestaat nog steeds.”

“Door de jaren heen switchte de beurs verschillende keren van locatie, heen en weer tussen RAI Amsterdam en Jaarbeurs Utrecht. De achtergrond daarvan was natuurlijk het uitonderhandeen van de beste conditie voor de exposanten, de leden van de vereniging. Zo voorkwamen we dat de belangen van de RAI of de Jaarbeurs de boventoon kregen gingen voeren ten opzichte van de belangen van de exposanten”, vertelt een zichtbaar strijdbare Groeneveld.

Uitgangspunt was steeds de gedachte dat ieder lid van Het Instrument gelijke rechten en plichten heeft, een filosofie die nog steeds een hoeksteen vormt van de federatie: “In principe heeft een multinational dezelfde rechten als een eenmansbedrijf. Een dominante marktpartij kan niet claimen dat hij een stand vooraan krijgt omdat hij heel groot is, zelfs als dat bedrijf toevallig de voorzitter levert”, zegt Groeneveld. Zo ontstond er een roulatiesysteem om de mooiste plekken op de beursvloer op een eerlijke wijze te verdelen.

Andere spelregels

In de jaren negentig veranderde ook een aantal spelregels. Zo mochten exposanten aanvankelijk producten die op Het Instrument waren getoond dat jaar niet op een andere beurs tonen. Deze regels zijn afgeschaft omdat ze vanwege mededingingswetgeving niet langer toegestaan waren. “Als je lid was kreeg je natuurlijk wel een fikse korting, dat is ook nog steeds actueel. En er waren af en toe grote feesten. Dat waren goede incentives”, zegt Groeneveld.

“Als je lid was kreeg je natuurlijk wel een fikse korting”

De vereniging Het Instrument ontwikkelde op een bepaald moment ook andere activiteiten voor de leden dan uitsluitend het organiseren van de beurs: “Dat startte ter ondersteuning van het profiel van de beurs: het verzamelen van marktcijfers. Er werden trendonderzoeken opgezet en productstatistieken opgesteld.” Een andere ontwikkeling waar de leden een gemeenschappelijk belang hadden was de bedreiging die riante VUT-regelingen en bindende cao’s vormden.  Ook daar wisten de leden met succes op te anticiperen. Zo bleven zij buiten deze cao’s.

In 1991 ontstond, naar aanleiding van de aansluiting van de leden van vereniging FIAR, de Federatie Het Instrument. ”Toen is besloten om vier verenigingen te maken en een federatie. Een paar jaar later is de naam veranderd naar FHI, federatie van technologiebranches.”

Kees GroeneveldIn de loop der jaren is FHI uitgegroeid tot een breed ontwikkelde branchevereniging. En voor Groeneveld kwam daar ook serieus lobbywerk bij: “Het netwerk is steeds belangrijker geworden. FHI is ook zichtbaarder geworden in Den Haag. Niet defensief, maar eerst en vooral om de technologie-ontwikkeling en de markt te stimuleren. We noemden dat destijds de koek vergroten, meer thee verkopen dan Pickwick. De markt dus vergroten in plaats van elkaar marktaandeel afsnoepen.  De charme van FHI is altijd geweest dat het een offensieve, progressieve club is.”

Clustervorming

Een andere FHI-waarde zijn de clusters, kleine subgroepen van lidbedrijven die in eenzelfde specifiek marktsegment opereren. “Via dat concept konden we de netwerkfunctie van FHI vorm en inhoud geven. Het samen thee verkopen in plaats van Pickwick via de specifieke groep van leveranciers van elektronica test- en meetapparatuur bijvoorbeeld. Een van de mooiste voorbeelden is de Development Club. Toen de marktontwikkeling in de elektronica meer en meer afhankelijk werd van kleinere bedrijven die zelf nieuwe producten gingen ontwikkelen voor derden, toen was de tijd rijp om die bedrijven te verzamelen onder de ‘samen sterk’ gedachte. Via FHI kon die groep een vuist maken in de markt, als alternatief voor de grote concerns en FHI kan langs die route in Den Haag voor het voetlicht krijgen hoe belangrijk juist kleinere bedrijven zijn bij de verdere ontwikkeling van de technologiebasis onder de Nederlandse economie”, zegt Groeneveld.

Inmiddels zijn de clusters gemeengoed binnen FHI. De clusters beleggen zelf bijeenkomsten en zorgen zo voor interactie binnen een kleinere groep. Zo ontstaan met regelmaat interessante samenwerkingsverbanden tussen de bedrijven en je kunt samen naar de markt.

Samenwerking met de overheid

Groeneveld vertelt ook dat FHI samen met de overheid projecten heeft georganiseerd om aan het publiek duidelijker te maken wat je kunt met de technologie. En naast een lobby bij de overheid is ook de band met de wetenschappelijke wereld hecht geworden: “Er is geen branche in Nederland die zo direct, naar zijn aard, contacten heeft met de wetenschap. Want alle wetenschappelijke apparatuur die bij universiteiten en laboratoria staat, komt van FHI-leden.”

“Er is geen branche in Nederland die zo direct, naar zijn aard, contacten heeft met de wetenschap”

Volgens Groeneveld is die connectie vooral  in de laboratoriumwereld intensiever geworden: “In plaats van dozenschuiven, wat het aan het einde van de vorige eeuw nog vaak was, zijn de FHI leden veel meer toegevoegde waarde gaan leveren. Daardoor zijn onze bedrijven minder kwetsbaar en minder conjunctuurgevoelig”, zegt hij.

Groeneveld prijst ook de proactieve houding van FHI en haar leden bij het optuigen van Stichting RTA. Deze organisatie houdt zich bezig met het inzamelen en verwerken van afgedankte Technologische Apparatuur. RTA naar aanleiding van uit de wettelijke verplichting die de Europese en Nationale overheid in 2005 aan de leveranciers oplegde. Dat dergelijke stromen nu beter onder controle kunnen komen, is mede te danken aan de FHI-actie die al in 1992 in gang is gezet. Op basis van budget dat beschikbaar kwam uit de opbrengst van de beurs is er toen een traject gestart, samen met KEMA, waarin via een reeks van workshops honderden FHI-lidbedrijven kennismaakten met de ISO 9000-normering voor kwaliteitsborging. Traceability via digitale systemen werd daardoor de norm binnen FHI-bedrijven. De oud FHI-directeur is overigens nog nauw verbonden met Stichting RTA als bestuursvoorzitter.

Terug- en vooruitkijken

Terugkijkend heeft Groeneveld ervaren het in persoon combineren van het organiseren van marketingactiviteiten enerzijds en het belangenbehartigingsaspect anderzijds weinigen gegeven is: “Er zijn maar weinig mensen die deze combinatie goed kunnen maken. Als je targets en deadlines moet halen voor een event, dan is het moeilijk om bij te houden hoe een lobbydossier zich ontwikkelt, laat staan dat je er ook altijd op tijd bij kunt zijn als er ‘brand uitbreekt’.”

Observerend wat in de media langs komt onder de noemer ‘tech’, ziet de oud FHI-directeur veel hype en humbug. Ook na zijn pensionering blijft hij daarover schrijven: “Mijn volgende column gaat waarschijnlijk ‘de techcrisis’ heten, met een vraagteken. De zogenaamde techfondsen gaan onderuit. Een bedrijf als Facebook is natuurlijk helemaal geen technologiebedrijf. Het is een marketingdienst met veel lucht, net als vroeger World Online  en NewConomy, voor wie nog weet wat er in 2001 gebeurde. Dat inzicht, daar moeten we volgens mij steeds de vinger bij blijven leggen.”

Meer perspectief ziet Groeneveld in de opkomst van de biologie in crossovers met allerlei verschillende sectoren, zoals in de vrij traditionele chemiesector. Maar ook in de elektronica, via de micro-nano technologie, want geen enkele markt die zich richt op werkelijke waardecreatie is zo dynamisch als deze.